N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Boeken
Kapitalisme FT-columnist Martin Wolf probeert in zijn nieuwe boek alles met alles te verbinden en te verklaren. Maar hoe groot is die crisis van het democratisch kapitalisme nou eigenlijk?
Autocratieën rukken op, democratieën dutten in, en populisten hebben niet eerder op zoveel sympathie kunnen rekenen als nu. Het is, als het aan Financial Times-columnist Martin Wolf ligt, dan ook vijf voor twaalf.
De gelauwerde journalist bepleit in zijn nieuwe boek De crisis van het democratisch kapitalisme een ‘radicale en toch stapsgewijze’ hervorming van deze staatsinrichting. De symbiose van democratie en kapitalisme – het ‘complexe huwelijk’, zoals Wolf het noemt – moet nodig eens echt tegen het licht worden gehouden en structureel verbeterd. Doen we dat niet snel, dan dreigen veel landen af te glijden richting plutocratie en/of onvrije democratie, of zelfs autocratie. Als ze dat niet al gedaan hebben.
Wolf (1946) kon voor de basis van dit werk sterk leunen op zijn eigen decennialange carrière als economisch en financieel journalist – zie de lange lijst referenties naar zijn eigen boeken en FT-columns. Toch lijkt het vooral de verkiezing van Trump tot president te zijn geweest die hem ertoe heeft gebracht de noodklok te luiden met dit boek. Wolf ziet in hem het archetype van de politicus die zich in een ontevreden en bange samenleving opwierp als beschermer, en als ‘tiran’ in spe aan de macht kwam. Dit werk richt zich dan ook vooral op de Verenigde Staten, wijdt soms wat uit over het Verenigd Koninkrijk en noemt terloops wat andere landen.
De crisis van het democratisch kapitalisme begint overzichtelijk met de beschrijving van ontwikkelingen als verstedelijking en oorlogen als stuwende krachten van veranderingen in de relatie tussen politiek en economie. ‘Alles met mate’ is het credo van Wolf. Wanneer samenlevingen daar niet naar handelen ligt nepotisme op de loer, of dreigen ze af te glijden naar een plutocratie (wat de VS volgens hem al grotendeels zijn). Macht en rijkdom zijn dan onvoldoende gescheiden.
Wolf legt regelmatig verbanden tussen grote thema’s. Dat doet hij bijvoorbeeld mooi wanneer hij het belang van een nationale identiteit – niet voor iedereen iets vanzelfsprekends – voor een democratisch systeem beschrijft. Dat systeem werkt namelijk alleen als alle partijen bereid zijn hun verlies te accepteren, en de ander vertrouwen óók in hun belang te zullen regeren. ‘Loyaliteit aan de politieke gemeenschap boven loyaliteit aan onderdelen ervan.’ Gebeurt dat niet, dan eindig je in sektarische samenlevingen. Het doemscenario is een land als Libanon, waar voortdurend burgeroorlog dreigt.
Romeinse Rijk
Het tweede deel van zijn boek wijdt Wolf aan waar het misging. De zakelijke en politieke elites houdt hij grotendeels verantwoordelijk voor de ernstig verzwakte middenklasse en het afgenomen vertrouwen in democratische instituties en de mondiale markteconomie. Hij vergelijkt wat er in zijn ogen in de VS gaande is met de val van het Romeinse Rijk, veroorzaakt door een verzwakte onafhankelijke boerenstand en zichzelf verrijkende, uiteindelijk destructieve bezittende klasse. In dat licht is het overigens opvallend, en onterecht, dat hij behalve Trump weinig andere voormalig presidenten echt hard aanpakt – Trump kwam toch niet uit de lucht vallen?
Hoe dan ook, die misdragingen en het falen van de elite zorgden uiteindelijk dus voor beleid en politiek die de samenlevingen niet adequaat voorbereidden op grote technologische en economische ontwikkelingen. Als gevolg daarvan groeiden de inkomensongelijkheid en het aantal onzekere banen, daalden de sociale mobiliteit en productiviteitsgroei, en raakten lager opgeleiden uit de gratie. Financiële crises en de reactie daarop versterkten deze trends.
Ook waarschuwt hij voor de opkomst van het rentenierskapitalisme, waarbij grote multinationals als monopolisten opereren, zich bezighouden met belastingontwijking en -ontduiking, en stevig lobbyen om voor hen gunstige wetgeving door het Congres krijgen.
Wensenlijstje
Ondanks dit alles zegt Wolf vast te willen houden aan het kapitalisme als economische weg. Zijn oplossing is dat hij pleit voor een sterk ingetoomde variant ervan, naar het voorbeeld van de vooral in Europa (in het verleden) meer voorkomende sociaaldemocratische markteconomieën.
Wat volgt is een gepassioneerd pleidooi voor wat hij noemt ‘stapsgewijze sociale opbouw’, naar de inzichten van wetenschaps- en politiek filosoof Karl Popper. We moeten dringend hervormen, weg met de status quo – maar ook niet dermate radicaal dat we per abuis een revolutie ontketen. (Dat eindigt toch in een dictatuur.) Wolf heeft dan ook niets op met de antikapitalistische of degrowth-bewegingen, en zal niet zijn best doen om zijn tegenstanders hiervan te overtuigen.
De verbeterpunten – een meer betrokken publiek, goede planning, meer (internationale) samenwerking, politiek leiderschap, een sociaal verantwoordelijke technocratie, goede banen – giet hij in een formule die hij afgezaagd de nieuwe ‘New Deal’ noemt.
Het is te prijzen dat Wolf niet alleen zijn beklag doet en ook met oplossingen komt. Maar uiteindelijk presenteert hij een wensenlijstje dat weinig verrassend is voor wie zich hier enigszins over inleest en de democratie en marktwerking wil zien overleven. Hij gaat er ook net iets te snel aan voorbij dat de vraag hoe we het democratisch kapitalisme kunnen verbeteren nu juist de meest complexe is. Suggesties doet Wolf wel, maar die verzanden vaak in oppervlakkige en haastig geformuleerde passages.
Tussendoor doet hij nog een poging de opkomst van kunstmatige intelligentie, China en klimaatverandering in het verhaal te integreren. Maar ook deze ontwikkelingen doet Wolf geen recht, gewoonweg omdat dit niet in één boek kan.
De crisis van het democratisch kapitalisme is uiteindelijk een aardig overzichtswerk van de ontwikkeling van dit systeem en de pijnpunten (volgens Wolf) ervan. Zijn grootste valkuil is echter dat hij volledig wil zijn. Dat leidt tot lange commentaren en beschouwingen, vele nuances en zijpaden, terwijl het op cruciale momenten aan nieuwe analyses of ideeën ontbreekt. En dat is jammer, want Wolfs naam en de air van grote woorden rond het boek scheppen die verwachtingen wel.